Logo Vereniging Respondeo Respondeo etsi mutabor – Ik antwoord, ook al word ik daardoor veranderd Menu

Otto Kroesen: Het Rosenstock-Huessy Huis – terugblik en vooruitblik

Otto Kroesen

Het Rosenstock-Huessy Huis – een grammaticale terugblik

Het Rosenstock-Huessy Huis is een grootse onderneming geweest. Het is om te beginnen een heel dappere onderneming geweest, het is succesvol geweest en heeft een grote indruk gemaakt op zijn omgeving. Het is ook in een crisis geraakt en vastgelopen. Veel mensen hebben er zowel hoge inspiratie als diepe teleurstelling aan overgehouden. Kunnen we terugblikken en ons een beeld vormen van wat er gebeurd is? Geeft het te denken, zodat we dankbaar kunnen zijn? Kunnen we er lessen uit leren?

Bronnen

Er is niet zo veel geschreven over het Rosenstock-Huessy huis. In nummer 2 van de Stimmstein uit 1987, het blad van de Rosenstock-Huessy Gesellschaft staan enkele biografische fragmenten van enkele deelnemers in de kerngroep van het Rosenstock-Huessy huis. Die biografische fragmenten staan ook op deze website. Ook op deze website is een beschrijving te vinden van de geschiedenis van Respondeo. Deze geschiedenis is nauw verbonden met de geschiedenis van het Rosenstock-Huessy huis en daarmee ook een belangrijke bron. Op de website van Feico Houweling (de website wordt na het overlijden van Feico Houweling onderhouden door zijn familie) is een uitvoerige beschrijving en ook evaluatie van het Rosenstock-Huessy Huis te vinden. Ook zeer instructief is het omvangrijke interview van Feico Houweling met Bob O’Brien. Bob O’Brien was leerling van Rosenstock-Huessy in de Verenigde Staten, en deelnemer in het Camp William James in Vermont. Daar hebben een aantal Amerikaanse studenten vlak voor het begin van de tweede wereldoorlog onder inspiratie van Rosenstock-Huessy en met zijn medewerking werkkampen georganiseerd waar werklozen en studenten samenwerkten en samenleefden. Bob O’Brien zette zich in voor het internationale beleid ter wille van de organisatie van zulke werkkampen en hij zag in het Rosenstock-Huessy Huis een voorbeeld van wat hij “Planetary Posts” noemde: huizen waar jonge mensen een jaar van sociale dienstverlening konden realiseren. Hij heeft enkele jaren als gast in het Rosenstock-Huessy Huis gewoond. Heel recent is daar nog een heel uitvoerige bron bijgekomen, de beschrijving van de geschiedenis van het Rosenstock-Huessy Huis in het boek “Het Huis – 1972-2022, 50 jaar Woongroep in het Rosenstock-Huessy Huis”, geschreven door Anne Dirks, in opdracht van de Stichting Rosenstock-Huessy Huis in opheffing. Het boek is zolang de voorraad strekt op te vragen bij Mija Hesseling. Adresgegevens zijn bij Respondeo bekend.

Positieve en negatieve geluiden

Het genoemde boek geeft een mooi verslag van de betrokkenheid, van de feestelijkheid, van de intensiteit van het leven in het Rosenstock-Huessy Huis. Het laat ook zien, maar wat minder nadrukkelijk, wat het de betrokkenen gekost heeft en waarom het niet kon duren. Maar als gedenkschrift heeft het eerder de ambitie de goede dingen te laten zien. Ook de Stichting Rosenstock-Huessy Huis houdt inmiddels op te bestaan. Het pand wordt gerenoveerd en krijgt andere bestemmingen. Een evenwichtiger evaluatie vindt men bij Feico Houweling, zij het dat in zijn evaluatie weer de negatieve kanten wat meer gewicht krijgen. Tenslotte heeft Feico met zijn vrouw Joke en hun kinderen, zoals ook veel andere mensen, niet alleen met veel inzet meegewerkt in en aan het Rosenstock-Huessy Huis. Zij hebben het huis ook weer verlaten vanwege de te grote claim die er gelegd werd. Dat geeft een iets andere kijk op de gebeurtenissen dan een gedenkschrift meestal doet.

Wie bovengenoemde bronnen leest komt dus zowel positieve als negatieve geluiden tegen, zowel grote bewondering als fundamentele kritiek. Is het zo dat het Rosenstock-Huessy Huis en datgene waar het voor stond daartoe uitnodigt? Natuurlijk, wie een moedig initiatief neemt, steekt zijn hoofd boven het maaiveld uit en kan kritiek verwachten. Misschien hebben grootse ondernemingen altijd een schaduwzijde, waar men op dat moment geen oog voor heeft. Men wil iets bereiken en onderschat de prijs. Het maakt verschil of de kritiek van binnenuit komt of van buiten. Misschien is het daarom maar goed dat het boek van Anne Dirks vooral de positieve ervaringen noemt, en wat minder de negatieve, terwijl Feico, althans in zijn bijdrage op zijn website, wat meer het omgekeerde doet. Hij heeft intensief aan het huis deelgenomen. Dat geeft recht van spreken.

In hen beiden hebben we dus een binnen-perspectief (Feico Houweling) en een buiten-perspectief (Anne Dirks). In mijn bijdrage probeer ik daarbij aan te sluiten. In de eerste plaats probeer ik te beluisteren, niet zozeer wat mensen gedaan hebben, als wel wat er gebeurd is. In de tweede plaats zie ik mijzelf als terugblikker en vooruitblikker als staande op een soort scharnierpunt, dat vraagt om vertaling van een moment van hoge inspiratie en teleurstelling naar een toekomst, waarin die inspiratie mogelijk opnieuw tot leven zou kunnen komen. Dat scharnierpunt heeft zo zijn eigen problemen: een scharnierpunt is meestal ook een dood punt. Misschien hoort dat wel bij mijn eigen generatie, die zo ook zijn idealen en inzet had, en die zich ten tijde van het pensioen afvraagt: wat hebben we nou eigenlijk bereikt? Scharnierpunten zijn meestal geen hoogtepunten, maar dieptepunten. Maar vanuit die diepte kan wel gevraagd worden hoe een oude inspiratie tot nieuw leven kan komen. Zo zou ik hier de geschiedenis van het Rosenstock-Huessy Huis willen benaderen.

Er gebeurt iets met mensen

Er waren vier echtparen die het initiatief namen tot het Rosenstock-Huessy Huis en er ook de draagkracht van uitmaakten. Zij hadden een gemeenschappelijke achtergrond in de oorlogservaringen, in de wens om na deze enorme conflicten een nieuwe samenleving op te bouwen en daarmee verbonden het verlangen naar een geëngageerde kerk, een kerk die niet bedacht was op zelfbehoud. Ze hadden ook een gemeenschappelijke achtergrond in de inspirerende kracht van de stem van Rosenstock-Huessy. Hij werd gelezen in de kringen van kerkelijk werkers die opgeleid werden bij Kerk en Wereld. Omdat Kerk en Wereld streefde naar herkerstening van de samenleving, kon de stem van Rosenstock-Huessy op sympathie rekenen. Maar Rosenstock-Huessy ging verder en zó óók zijn aanhangers. De inspiratie van de christelijke traditie moest voor hen hierin tot uiting komen dat mensen van heel verschillende achtergronden elkaar gaan verstaan met het oog op de toekomst van de samenleving met al haar dreigende botsingen. Spreken en zich openen voor elkaar is geleefd christendom. Zo staat de samenleving meer in het middelpunt dan de kerk. Dat de kerk niet wilde mee bewegen in die richting droeg alleen maar bij aan de teleurstelling. Er lag een nieuwe opdracht maar die werd niet opgepakt. Wie de motivaties van de betrokkenen in de Stimmstein leest, krijgt die indruk.

De vier echtparen kennen elkaar al langer en in hun besprekingen komen ze tot de conclusie dat ze iets moeten doen. Ze zetten de gevoelde imperatief om in uitzonderlijke daden. Er wordt een pand gekocht en dat moet opgeknapt worden om het op het minimumniveau van leefbaarheid te krijgen. Dat is op zich al een enorme taak, die een jaar kost. Maar daarna komt de eigenlijke taak, die deze acht mensen zichzelf stellen: mensen opvangen die in het zorgsysteem van de maatschappij in de vroege jaren zeventig door de mazen van het net vallen. Zij kunnen in het Rosenstock-Huessy Huis terecht. Na een jaar verblijf in het Rosenstock-Huessy Huis moeten ze hun leven weer kunnen oppakken. Door leven en wonen te delen ontstaat er een andere band. Bovendien, wat is er gezonder dan vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid je in te zetten voor een betere maatschappij, ook voor deze tijdelijke bewoners? Dat is het tweede doel van het Rosenstock-Huessy Huis, maatschappelijke actie. Het vindt plaats in de jaren 70 en in die zin maakt het Rosenstock-Huessy Huis deel uit van de progressieve tijdgeest. Men wrijft zijn ogen uit, lezend,dat Piet Blankevoort, die in zijn baan naast de activiteiten in het Rosenstock-Huessy Huis voor de Anonieme Alcoholisten werkte, de mensen die in het Rosenstock-Huessy Huis verbleven ‘s morgens om zeven uur hun bed uit haalde om mee te gaan demonstreren, en een dag ziek of moe zijn was geen excuus! Hun eigen gedrevenheid, die van de vier echtparen met name, zou helend werken op de motivatie en het moreel van de gasten die in het Rosenstock-Huessy Huis verbleven. Inderdaad, dat is geheel in de geest van Rosenstock-Huessy zelf.

Daarbij moet nog genoemd worden het grote aantal feesten dat georganiseerd werd: er was altijd iets te vieren en dat werd groots gedaan. Feest en geest rijmen op elkaar en misschien is dat niet helemaal toevallig. En nog genoemd moet worden de enorme vergadering-intensiteit. In groepen van vier overlegden de vaste bewoners elke twee weken (14 volwassenen) met de tijdelijke gasten (tussen 40 en 50 in getal). Zo hield men de vinger aan de pols, en zorgde men voor elkaar. Bovendien, om alles in het huis te regelen voor een zo groot aantal mensen, was de inzet van iedereen nodig, ook mensen met een vaste baan, en ook mensen met kinderen. En dat des te meer omdat er een zekere neiging was bij dat alles de tijdelijke bewoners te ontzien.

Hoe lang kan een dergelijke inzet volgehouden worden? Kon het ook niet anders en handiger? De vier echtparen gaven hun privéleven eraan, maar van alle andere vaste bewoners werd dat in feite ook gevraagd. Er zijn klachten te lezen dat de vaste kern van vier echtparen niet erg open stond voor een andere aanpak en voor meer souplesse. Na ongeveer zeven jaar, sommigen eerder, gaan mensen steeds meer zuchten onder de volle agenda’s en het gebrek aan gezinsleven. Het Rosenstock-Huessy huis heeft dan echter zijn vaste vorm gekregen. Dat wat met een hoge inzet, sterke overtuiging, en een hoge prijs tot stand gebracht is wordt als onopgeefbaar beschouwd. We zouden misschien ook kunnen zeggen: iedereen was in een keurslijf en een vast ritme geraakt en had daardoor aan flexibiliteit ingeboet. Stellige overtuigingen verraden vaak onzekerheid op de achtergrond. Zo is het mogelijk ook de initiatiefnemers vergaan.

Na de eerste inspiratie, vervolgens het antwoord in het nieuwe initiatief, en de eenmaal gevonden vaste vorm, komt de crisis. Die bestaat in conflicten en verstarring. Nieuwe mensen en met name beroepskrachten die in het huis komen te werken willen niet meer op deze bevlogen manier aan de slag. Met de subsidie voor de beroepskrachten komen er ook subsidieregels, en daarbij professionele standaarden. Voorheen werden er nauwelijks professionele eisen gesteld terwijl er ruimhartig gesubsidieerd werd door de Sociale Dienst. De oorspronkelijke initiatiefnemers voelen zich in de steek gelaten en onbegrepen en uiteindelijk wordt de subsidie ingetrokken en daarmee blijft, nu de een na de ander het huis verlaat, alleen de woongroep achter.

Kenners van het werk van Rosenstock-Huessy zullen opgemerkt hebben dat daarmee ook het Rosenstock-Huessy Huis zelf het kruis der werkelijkheid in zijn vier fasen doorlopen heeft: inspiratie, initiatief, gewoonte, verstarring. Het kan je alleen verbazen dat het zo snel ging en dat betekent dat het huis en de gemeenschap snel werd opgebouwd, tot bloei kwam, en ook snel verstarde en uit elkaar viel.

Evaluatie van de crisis

Had het anders kunnen gaan? Ja en nee. Laten we met het nee beginnen. Het had niet anders kunnen gaan! Het had vooral daarom niet anders kunnen gaan omdat het voor alle betrokkenen een eerste probeersel was. We leven allemaal voor de eerste keer en niemand weet precies hoe het moet. De maatschappelijke crisis die de achtergrond was voor het initiatief, de hoge inspiratie en drijfkracht van de historische missie van Rosenstock-Huessy, mensen die uit hun comfortzone stappen en zich wagen aan initiatieven die ze niet kunnen overzien, omdat ze onbekend terrein betreden, met hoeveel liefde ze dat ook doen, – doe die mix eens bij elkaar en wat krijg je dan? – wat wil je? Petje af! Ja, eigenlijk kun je alleen maar respect hebben dat mensen zoiets gedaan hebben.

Hadden ze dat dan niet ook beter kunnen doen? Zij wilden een nieuwe maatschappij, maar de manier waarop die tot stand gebracht werd had nog allerlei kenmerken van het oude. Het is net als met de eerste auto’s, die eruit zien als koetsen, maar nu met een verbrandingsmotor. Het duurde lang voordat men bedacht dat een verbrandingsmotor om een ander concept vraagt voor heel de carrosserie en ook voor het gebruik. Zo werd in het Rosenstock-Huessy Huis een nieuwe maatschappij gevestigd waarin het moralisme, de zelfdiscipline en ook de disciplinering van anderen, en de gerichtheid op actie en doen van de oude maatschappij nog te veel als vanzelfsprekend werd meegenomen. Hoewel het niet zo bedoeld was, bleef er daardoor voor studie en reflectie niet veel tijd over. De vragen die voor Rosenstock-Huessy zo belangrijk zijn, “waar komen we vandaan?” en “waar moeten we naartoe?”, daar was eigenlijk geen tijd voor door te veel bedrijvigheid. Deze vragen vertegenwoordigen de pool van het verleden en de pool van de toekomst van het kruis der werkelijkheid. De deelnemers van het huis moesten echter tegelijkertijd meedraaien in de binnengroep en meedraaien in de buitenruimte van hun banen en hun maatschappelijke inzet. De vier echtparen die zelf een incubatieperiode met het werk van Rosenstock-Huessy meegemaakt hadden die tot de oprichting van het Rosenstock-Huessy Huis geleid had, konden aan de nieuw toetredende leden van de gemeenschap een dergelijke incubatieperiode niet gunnen. Jawel, lezen en studeren moest ook! Maar zo is het geen verrijkende kennismaking meer, maar wordt het deel van het heilig moeten van de actiegerichte tijdgeest. Het helpt niet daarbij te wijzen naar het optreden van bepaalde bevlogen personen binnen deze groep oprichters, want wat konden ze anders, nu dit initiatief eenmaal gestalte kreeg? En hoe moeilijk is het buiten gegeven oplossingen te denken, als je in aanmerking neemt dat ook stellige overtuigingen innerlijk met veel onzekerheid omgeven geweest moeten zijn! Dus verliest men een aantal belangrijke dingen uit het oog. Mensen met een baan en gezinnen met kinderen hebben daar in het bijzonder onder geleden en zij zijn dan ook als eersten vertrokken.

Inspiratie die vraagt om vertaling

Wat kunnen wij van deze geschiedenis leren? Met die vraag wil ik niet betweterig achteraf voorschrijven hoe de dingen hadden moeten gaan. Je zou immers in de eerste plaats wensen dat er een dergelijk bloeiend Rosenstock-Huessy Huis was, zoals dat toen het geval was. En bovendien, wij moeten zelf in de tijd waarin wij leven een antwoord geven op de grote imperatieven die zich in onze tijd aandienen. Bij dat antwoord zijn er naar mijn oordeel vier dingen die wij in acht zouden moeten nemen, tegen de achtergrond van de ervaring van het Rosenstock-Huessy Huis.

1. De tijdelijkheid van hoge inspiraties

Rosenstock-Huessy heeft wel geschreven over het werk van de Barmhartige Samaritaan. Met een hoge inzet aan tijd, have en goed zet de Barmhartige Samaritaan de man die hij beroofd en berooid en in elkaar geslagen aan de kant van de weg aantreft op zijn eigen ezel en brengt hem naar de herberg. Zelf heeft Rosenstock-Huessy de tijd na de eerste wereldoorlog zo beleefd, toen hij zich inzette voor een van de eerste bedrijfskranten, waarin arbeiders en werkgevers (kapitalisten) met elkaar in gesprek gebracht werden. Zo heeft hij ook de werkkampen beleefd waarin hij werklozen, arbeiders, studenten, katholieken, protestanten, joden met elkaar in gesprek bracht. Al zijn energie werd daaraan besteed, en zijn publicaties (die hij intussen ook nog schreef!) getuigen daarvan. Nu het Duitse Rijk was ineengestort moest het Duitse volk, vooral het gewone volk, zichzelf als het ware opnieuw uitvinden. Voor zulk vormingswerk heeft hij zich met alle energie ingezet die hij had. Maar hij schrijft zelf ook over de tijdelijkheid van een dergelijke hoge inzet. Iedereen moet in zijn leven een Barmhartige Samaritaan periode kennen, maar je kunt een dergelijke periode niet constant volhouden.

2. Collectivisme en partnerschap.

De jaren 70: zelf heb ik die tijd (niet in het Rosenstock-Huessy Huis) intensief meebeleeft, met de demonstraties tegen kruisraketten, tegen apartheid, de derde wereld beweging. Over een incubatieperiode gesproken: in het verzet tegen onrecht en onderdrukking trokken wij als studenten met jeugdig elan op als een “wij”, een collectief met een gevoel van saamhorigheid. Dat was een goede incubatieperiode in zoverre dat “wij”-gevoel een omhulling verschafte waarachter je als individu en persoon kon groeien. Iedereen heeft het misschien nodig zich een tijdlang achter het collectieve wij te verschuilen. Het is gevaarlijk om “ik” te zeggen en het is met veel onzekerheid omgeven, zoals dat altijd het geval is wanneer je in de spanningen van jouw tijd een dappere positie inneemt. Een incubatieperiode is nodig.

Rosenstock-Huessy merkt op over de werkkampen die hij organiseerde, dat zoiets daar ook speelde. De verschillende sociale groepen die vertegenwoordigd waren in die kampen kwamen wel met elkaar in gesprek, maar vanuit de hechte verbondenheid van de eigen binnengroep: socialisten, liberalen, protestanten, katholieken enzovoort. Die omhulling van de eigen groep bood de veiligheid, en het onderlinge gesprek bood de mogelijkheid om zich weg te bewegen uit die comfortzone. Dat collectivisme was ook sterk aanwezig in de jaren 70. Maar onze tijd is anders van karakter. In onze tijd is de individualisering verder voortgeschreden. Mensen spreken niet zozeer meer met de stem van een grotere groep waar zij zich nog deel van voelen. Hooguit praten ze mee met het nieuws van de dag en de laatste trends. Hun lidmaatschappen zijn veel oppervlakkiger. Zouden wij in onze situatie hetzelfde doen als in zijn tijd het Rosenstock-Huessy Huis, dan zouden wij de plank daarom mis slaan. We zouden om zo te zeggen de nieuw uitgevonden auto nog steeds als een gemotoriseerde koets behandelen. Het was toen een andere tijd. Men was nog deel van een groep en kon binnen die groep leren zelf ergens voor te staan. Onze tijd is anders. Men begint meestal niet met een groep naar met niets en moet eerst nog leren waar men zich aan kan verbinden. Mensen die leven als fragmenten en consumenten kunnen per dag een andere persoon zijn. Ze zijn te gevoelig voor de trends en hun omgeving. Pas in partnerschap, daar waar ze verbindingen aangaan die persoonlijk van aard zijn, worden ze ook persoon. Dat is een ander proces. Was de nieuwe generatie die binnentrad in het Rosenstock-Huessy Huis wellicht ook meer van dat soort?

Rosenstock-Huessy heeft het gevaar gezien van de mechanisering van de mens als een radertje in de machine van het productieproces. De eerste reactie, en nog steeds een hele belangrijke, is dat mensen zich gaan aansluiten bij een collectief, een wij-groep. Mensen die op hun werkplek niks te zeggen hebben, hebben de neiging hun kracht te zoeken in de groep, die zich veel verbeeldt, zoals in een Nationalistiche politieke partij, of in complotgroepen, en om mee te gaan met oppermachtige verbeeldingen van grootheid en kracht. Maar het is niet de enige reactie. Mensen zoeken ook hun toevlucht in de twee-relatie. Nu de grote verhalen van kerk en staat en traditie verdwenen zijn of op de achtergrond geraakt, creëren mensen in hun partnerschappen, huwelijken, liefdesrelaties hun eigen verhaal. In een langdurige relatie verlangen ze ernaar tot hun recht te komen, van de ander de bevestiging te ontvangen (en/of te geven aan de ander) die men nodig heeft om staande te blijven. Een relatie van langere duur is in veel mensenlevens de enige constante van langere duur die zich voordoet. Het is vaak de enige relatie die meer serieuze betrokkenheid met zich mee brengt. Met dat perspectief kijken veel mensen vervolgens ook naar hun werk.

3. Persoonlijke groei en werk.

Het werk in de werkkampen in Duitsland, en zoals ook in Camp David, was eenvoudig handwerk. Voor Rosenstock-Huessy was deze gezamenlijke arbeid een voorwaarde voor het kamp, omdat je alleen die mensen als gesprekspartners serieus kon nemen, die ook serieus werk leverden. Het gezamenlijke werk leverde de achtergrond voor het gezamenlijk gesprek, bij alle verschillen die mensen konden hebben. In onze tijd ligt ook dat anders, zelfs als teamwerk nog steeds van het grootste belang is. In teamwerk is de groep wel van belang, maar ook de eigen inbreng in de groep en de wisselwerking tussen de mensen van verschillende komaf die een team vormen. Daar komt nog eens bij dat eenvoudige handenarbeid in onze tijd niet effectief is. Niet alleen het hart moet op de goede plek zitten er niet alleen de handen moeten wapperen, maar het hoofd moet ook wat te doen hebben. Door professionele deskundigheid in het werk in te brengen in een team, door vanuit verschillende achtergronden een inbreng te hebben en die op elkaar af te stemmen, en vervolgens door dat om te zetten in effectief optreden, groeien mensen aan hun werk. Ze oefenen zich in uiteenlopende eigenschappen en verworvenheden om tot goede samenwerking te komen. Het is dan nog maar een kleine stap om ook oog te krijgen voor de verschillende culturele en ook religieuze achtergronden van die verworvenheden en eigenschappen. Zo groeit een individuele persoon in en wordt deel van een team en van de opvolging in de geschiedenis.

Zelf heb ik de gelegenheid gehad mee vorm te geven aan het werk van studententeams. In het studieprogramma waarin ik meegewerkt heb, werden studenten voorbereid op een driemaandelijkse stage bij een bedrijf of project in een ontwikkelingsland. In kleine groepen gingen ze in die stage aan het werk. Die groep was nieuw, de werkplek was nieuw, de opdracht (bijvoorbeeld een prototype van een biogasinstallatie, of een businessplan enzovoort enzovoort) eiste verschillende inbreng en samenwerking, en dat alles in een volstrekt andere omgeving in een andere cultuur met andere waarden en mensen. Drie maanden is te kort, en te vrijblijvend, en voor veel studenten was het misschien niet meer dan “leuk”, maar veel studenten heeft het ook tot nadenken gestemd over hun rol in deze maatschappij en over de invulling van hun leven en hun bijdrage. Zo was het van grote vormende waarde.

4. Planetary Posts als vaste punten.

Het voorbeeld van mijn eigen werkzaamheden noem ik als aanloopje voor een mogelijke vertaling van de inzet van het Rosenstock-Huessy Huis. Daarbij denk ik vooral aan de gedachte van Bob O’Brien en zijn Planetary Posts. De stageplekken waar de studenten aan het werk gingen zou men kunnen beschouwen als zulke Planetary Posts. Maar als wij die rol aan hen toeschrijven, moeten we vaststellen: dat was wel op een gebrekkige wijze. Een opdrachtgever in Afrika kan iets doen aan kennismaking met het land en de cultuur en de studenten kunnen er zelf op uit trekken, maar de context waarin zulke werkperioden van kortere of langere tijd plaatsvinden zou veel effectiever en intensiever begeleiding kunnen bieden. Op een Planetary Post leeft – in mijn verbeelding – een groep mensen samen, klein of groot, en zij vormen het huis en de leefgemeenschap, waarin jongeren opgenomen worden en van waaruit zij werken. Deze jongeren ontvangen daarin begeleiding, maar niet alleen dagelijkse begeleiding. Er is daar ook gelegenheid te werken aan een wederzijdse voorstelling van elkaar van mensen van verschillende culturen en geschiedenissen. Die verschillen geven er ook aanleiding toe te spreken over de vraag, waar deze wereld vandaan komt en hoe het met deze wereld verder moet. Zulke vragen kunnen expliciet op de agenda gezet worden en sprekers en deskundigen kunnen uitgenodigd worden om aan het gesprek bij te dragen. Het dagelijkse werk aan de stage krijgt zo veel meer bedding en diepgang. Voor zulke activiteiten zou je heden ten dage Rosenstock-Huessy Huizen nodig hebben. Het dagelijkse werk dat mensen doen wordt daarmee ingebed niet alleen in de liefde voor de ander, maar ook in het geloof in de toekomst, en de hoop dat verschillende culturen en tradities daarin hun zegje kunnen doen. Was er maar zoiets.